Wat is het?
De cognitieve gedragstherapie bestaat oorspronkelijk uit 2 therapievormen: cognitieve therapie en gedragstherapie. De laatste jaren zijn beide therapievormen steeds meer samengevoegd. In de therapie kan het kind of de jongere leren om zowel anders tegen moeilijkheden aan te kijken, als er anders mee om te gaan. Soms zal de nadruk in de therapie meer liggen op het denken en soms meer op het doen.
Voor wie?
Cognitieve gedragstherapie wordt in de meeste gevallen individueel aan een kind of jongere aangeboden vanaf ongeveer 9 jaar. Deze therapievorm kan ingezet worden bij veel verschillende klachten. Te denken valt onder andere aan kinderen of jongeren die kampen met een negatief zelfbeeld, (sociale)angsten, dwangmatig gedrag, paniekklachten, boze buien of depressieve klachten.
Doel
Binnen de therapie staat het veranderen van de gedachten, het gedrag en het gevoel van het kind of de jongere centraal.
Werkwijze
Het probleem wordt eerst samen met het kind, de jongere en/of de ouders in kaart gebracht. Denk hierbij aan vragen als: hoe is het probleem ontstaan, wat zorgt ervoor dat het probleem blijft bestaan, hoe ziet het probleem eruit, hoe vaak en in welke situaties komt het vooral voor? Soms zal worden gevraagd een periode bepaald gedrag of gevoel bij te houden (registreren) om hier meer zicht op te krijgen.
Dan wordt een concreet en haalbaar doel geformuleerd. Naar het behalen van dit doel wordt toegewerkt in de therapie. Door middel van registratieopdrachten en vragenlijsten wordt de voortgang in de gaten gehouden.
Er wordt in de therapie aandacht besteed aan anders leren denken. Er wordt met het kind of de jongere nagegaan welke negatieve (storende, niet-helpende) gedachten en/of ideeën hij heeft over zichzelf, anderen of bepaalde situaties. Er wordt bekeken of deze wijze van denken eigenlijk wel klopt. De therapeut zal het kind aanleren om de negatieve gedachten te vervangen door meer positieve en helpende gedachten. Hiervoor worden specifieke oefeningen gebruikt en krijgt het kind ook regelmatig huiswerkopdrachten mee.
Ook wordt gesproken over het veranderen van gedrag. Er wordt aan het kind geleerd om stapje voor stapje te oefenen met nieuw gedrag, zoals doen wat je eng vindt, even afkoelen als je merkt dat je boos wordt of dwanghandelingen niet meer uitvoeren. Er kunnen ook ontspanningsoefeningen geleerd worden. Ouders worden hierbij betrokken en zij krijgen advies hoe zij hun kind hierin kunnen ondersteunen. Door met nieuw gedrag te gaan oefenen ontstaan er nieuwe gedachtenpatronen en andere gevoelens.
Ter illustratie: als een kind bang is om hulp te vragen, omdat het denkt te worden uitgelachen, dan zal het er voor kiezen om dit zoveel mogelijk niet te doen. Dit vermijden zorgt er op korte termijn voor dat hij minder bang is, maar op de lange termijn zorgt het er voor dat de angst blijft bestaan en zelfs groter kan worden. In therapie wordt samen met het kind gezocht naar helpende gedachten die hem een prettiger gevoel geven. En er wordt geleerd om stapje voor stapje te doen waar hij bang voor is. Elke keer dat het hem lukt, verdient hij een punt voor ‘dapper gedrag.’ Met deze punten kan hij sparen voor kleinere of grotere beloningen. Dit stimuleert vaak enorm om te gaan oefenen met nieuw gedrag. Door met dit nieuwe gedrag te gaan oefenen ervaart het kind dat wanneer hij om hulp vraagt, niemand hem dan raar vindt, maar hem juist graag wil helpen. En dit zorgt ervoor dat hij dit vaker zal doen en zich minder onzeker zal voelen.
Werkt cognitieve gedragstherapie?
Ja. De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie is gebleken uit wetenschappelijk onderzoek. Behandelingen zijn klacht- of probleemgericht en duren over het algemeen kort. Het gaat vooral over moeilijkheden die nu spelen en veel minder over problemen die in het verleden hebben bestaan.